I'm a grumpy old woman who likes to read










Saturday, December 31, 2011

Crisis


Foto: Caroline van der Velde (Bluejay_pix)


Het is weer 31 december. Het is half elf in de morgen en ik moet zo meteen even naar buiten om mijn camerastatief uit de berging te halen, maar eigenlijk durf ik niet, want de rotjes en heel wat zwaarder geschut vliegen je om de oren. Groepjes kinderen van tussen de tien en vijftien jaar oud zwerven door de wijk met rugzakjes vol vuurwerk. Eén verdwaald rotje in zo’n rugtasje en een kind wordt onthoofd! Welke normaal denkende moeder laat een kind op die manier de hele dag rondsjouwen met zo’n bom op zijn rug?

Waarschijnlijk zijn die moeders net als de blonde Barbie look-alike, die gisteren achter de kassa zat bij de supermarkt.

“Het regent!” pruilde ze, terwijl ze haar zwaar gemanicuurde vingers bevallig door haar extreem blond gestylde haar haalde. Uiteraard niet voor mijn plezier, te zien aan de manier waarop ze over mijn schouder naar iemand lonkte. Ik deed er niet eens de moeite voor om te kijken waar haar blik naar toe werd getrokken. Hoogstwaarschijnlijk een mannelijke versie van haarzelf. Zo’n metromacho, die ’s ochtends waarschijnlijk nog langer voor de spiegel staat dan zijzelf.

“Waarom is dat zo erg?” vroeg ik. “Je zit toch lekker binnen?”

“Misschien regent het dan op Oudejaarsavond ook wel.” Ze had de pruillip waarschijnlijk voor de spiegel geoefend.

“Het duurt nog twee dagen voor het zover is,” zei ik. “Het kan nog alle kanten op. Maar eerlijk gezegd mag het van mij warm water gaan regenen tot minstens twee januari.”

“Oh, nee toch!”  riep Blondie met afschuw uit. “En het is toch altijd zo geweldig leuk!”

De hand wapperde weer door het blonde haar, nu gevolgd door een zwiep van haar hoofd, zodat het haar ook nog eens bestudeerd bevallig om haar oren wapperde. Het leek Hans Klok wel, maar zij had geen windmachine nodig.

“Vind ik niet.”

Ik bemerkte dat ik als een mopperende oude vrouw bezig was, maar dat was ik bij nader inzien ook. Tenminste in haar ogen. Ik vond opeens dat ik als mijn moeder klonk. Die had ook altijd een hekel gehad aan vuurwerk omdat het haar aan de oorlog deed denken, maar toen zij nog leefde was het lang niet zo erg als nu met het vuurwerk.

Ik geef toe dat ik er tegenwoordig bang van ben. De knallen zijn veel harder dan anders en elke keer als er weer een bom afgaat vlak onder mijn raam, schrik ik me rot. Kinderen die zich totaal niet realiseren waar ze mee bezig zijn, steken illegale bommen af. De poes is dagenlang van streek en dan heb ik het nog niet eens over de ouderen en de mensen met honden, die dagenlang de straat niet opdurven. Hier aan de overkant roept de buurvrouw al de hele middag om Tommie. Tommie is haar poes en die is al de hele middag zoek. Wat moet er van het beestje terecht komen als hij niet voor middernacht binnen is? Ik hou mijn hart vast.

Blondie ratelde ondertussen door.

“Ik heb er echt zin in,” zei ze, terwijl ze met haar centimeters lange nagels de boodschappen over de scanner haalde. “Je hebt tegenwoordig van die ondergrondse vuilcontainers. Dat geeft een lekkere knal. Je gooit het vuurwerk er gewoon in en doet de klep dicht. Leuk, joh!”

Ik betrapte mezelf er bijna op dat ik haar als een rechtgeaarde schoolfrik bijna vermanend toesprak over dat “joh”, maar ik wist het nog net binnen te houden. Het hielp wel dat mijn mond bijna was opengevallen van verbazing. Dit was geen kind die er geen idee van had wat voor vernielingen ze op die manier kon veroorzaken. Dit was een volwassen vrouw! Zo één die mag stemmen en kinderen opvoeden.

“Durf je dat dan?” vroeg ik.

De boodschappenband viel even stil.

“Hoezo?” vroeg ze. “Da’s toch leuk?”

Ik haalde mijn schouders op en begon de boodschappen in te pakken.

“Ik zou bang zijn voor de boete,” zei ik. “Die zijn tegenwoordig niet mis. Misschien krijg je zelfs wel een taakstraf, want als je je eigen pasje gebruikt om zo’n container open te maken en je blaast hem op, dan kunnen ze zo achter je adres komen. Dat gaat tegenwoordig allemaal digitaal.”

Dit was er het voordeel van dat ik een oud en chagrijnig wijf ben. Ik had er werkelijk geen idee van of ik wel de waarheid had gesproken, maar ik zag met enig leedvermaak dat ik toch even een domper op de oudejaarspret had weten te drukken en daarmee waarschijnlijk meteen een vuilniscontainer van de vernietiging had weten te redden.

Blondie kakelde alweer verder tegen het volgende slachtoffer in de rij.

“Leuk, he? Oudejaar!”

Ik was er plotseling zeker van dat ze nu alweer vergeten was wat ik zojuist had gezegd.

Ik zuchtte, me verbazend over de gekte die weer over Nederland zou komen. Voor minstens 60 miljoen Euro gaat er vanavond de lucht in, het meeste binnen een half uur tijd. Voor nog vele miljoenen meer zal er worden vernield, want geen feest is tegenwoordig compleet als er geen bushokjes worden opgeblazen en de ME en de brandweer niet hoeven uit te rukken. Ambulancepersoneel wordt bedreigd en normale mensen houden hun hart vast.

Crisis? Laat me niet lachen. Zolang we nog zoveel kunnen verspillen, is er geen crisis. Toen de vuurwerkverkoop gisteren begon, vroeg een journalist aan mensen die het kwamen kopen, hoeveel geld ze uitgaven. Gemiddeld kwam dat op zo’n € 200,- per persoon. Een eenvoudig vuurwerkpakket kost al ongeveer € 100,-. De ziektekostenverzekering gaat dit jaar weer drastisch omhoog. Het vuurwerkbedrag zou kunnen worden gebruikt om de verhogingen in de gezondheidszorg misschien wel geheel te dekken. Maar wij kiezen ervoor om het met z’n allen de lucht in te blazen. De wereld is gek geworden. Ik ben hier beslist te oud voor. Ik hoop dat Tommie op tijd binnen is.

Monday, December 19, 2011

Kerst



“Ooooooommmaaaaaaaaaa!”

Het kleine jongetje staat naast het kaasschap, het hoofd in de nek en hij gilt uit volle borst.

“Ooooooommmaaaaaaaaaa!”

Ik wil naar hem toegaan om te helpen, maar een man in een stemmig donker pak en een Jumbo-badge op zijn borst is me voor.

“Ben jij je oma kwijt?” vraagt hij tamelijk overbodig aan het jongetje, dat zijn mond alweer open doet voor nog een brul. Hij kijkt de man aan, besluit toch dat een extra gil niet nodig is en sluit zijn mond weer. Hij knikt.

De man steekt zijn hand uit.

“Kom maar,” zegt hij, “dan gaan we haar samen zoeken.”

Het jongetje lijkt gerustgesteld en gaat vol vertrouwen met de man mee. Ik houd ze beiden in de gaten tot ze inderdaad bij de Klantenservice zijn. Je weet tenslotte maar nooit. Een Jumbo-badge is tenslotte zo gemaakt door een beetje goede fröbelaar met een computer en een printer.

De dame van de Klantenservice ontfermt zich over het jongetje en de man verdwijnt de winkel weer in, waarschijnlijk om nog meer troubles te shooten. Even later klinkt de stem van de Klantenservice-dame door de winkel.

“Wil de oma van Michael zich bij de Klantenservice melden? Michael is zijn oma kwijt!”

Ik sta inmiddels in de rij voor de kassa en kan alles goed in de gaten houden. Oma lijkt geen haast te maken en even later schalt de stem weer door de winkel.

“Michael van vier wacht nog steeds op zijn oma bij de Klantenservice!”

Michael ziet er inmiddels niet erg paniekerig meer uit. Hij wordt omringd door een aantal winkeldames, die hem zo te zien flink vertroetelen. Ik toets inmiddels mijn pincode in en betaal voor mijn boodschappen. Wanneer ik ze sta in te pakken, komt er een gehaaste vrouw met verward grijs haar de winkel binnenrennen. Aan de gelukkige hereniging met Michael te zien is dit de langverwachte oma. Ik til mijn tas uit het winkelwagentje. Dan klinkt de stem van de Klantenservice-dame nog een laatste keer door de winkel.

“De oma van Michael is gevonden!”

Om me heen klinkt applaus en gejuich, waarna sommigen zelfs een traantje wegpinken. Het is bijna Kerst. Is iedereen in deze tijd dan toch wat gevoeliger? Het komt vast door al die Kerstfilms en programma’s over ontroerende herenigingen op familiediners. Of ben ik nu wel heel erg cynisch?

Sunday, November 20, 2011

Autumn Holidays 2011 - Day 1 - Culinary Delights




England is empty. Well, as empty as it can be on a sunny Saturday in October. Even the M25, usually nicknamed the largest carpark in England, is nearly devoid of traffic. It takes me only four hours to get from Harwich to Devizes and that includes a stop at a Reading service station for an English breakfast, the famous heart attack on a plate.

There are four choices I can make. The ordinary English breakfast, the full English breakfast, the traditional English breakfast en the really scary-looking breakfast bap, which looks like a pasty, unbaked bun with a sausage, a rasher of bacon and a tomato filling.

I decide to be adventurous and go for the full English breakfast which consists of a rasher of bacon, no less than two sausages, a grilled tomato, two pieces of fried bread, a hash brown, baked beans and two fried eggs. Written down like this it seems much worse than it really is. I decide against the baked beans. I have never understood why the British enjoy something like that for breakfast. Or why they think baked beans on toast is tasty. I tried it once, but that was once too many.

So I tell the pimply youth behind the counter to leave them out. He stares at me blankly for a second as if he hasn’t got a clue why anyone can leave out a delicacy like that, but then it seems to dawn on him what I mean and he asks me if I would like two have two hash browns instead of one then. I nod, doubting if I will eat it, but he probably wouldn’t understand if I refused that as well and besides, he showed initiative and you should never nip something like that in the bud.

He fishes a few bangers from a tin which is kept hot au-bain-marie, scoops up a rather greasy rasher of bacon, two pieces of even greasier toast and the two hash browns, and tops it all off with the grilled tomato. Then he goes to the back and adds two eggs, after which he covers the plate with a rather dirty plastic cover. The till is at a nearby coffee counter so I really need the cover to to keep my breakfast even moderately warm, because lots of people are busy ordering fancy coffees. Coffees that take ages to prepare, cost a fortune and taste no better than what I get from the coffee machine at the school where I work. However, someone, somewhere, must be making a vast amount of money from selling the stuff. I think I might have chosen the wrong career.

When I finally have everything I ordered and have paid for it, it appears there is no cutlery at the next counter. The lady ahead of me complains loudly. Of course, there should be knives and forks but I don’t think there is any need to vent this so loudly, particularly not when the guy who has to take care of it makes every effort to remedy the situation.

When I’m ready to tuck into my breakfast I can still hear her complain loudly about everything that’s wrong in this place to her rather browbeaten hubby. She complains about the food, the taste, the chair she is sitting on and the temperature in the dining area, which to her taste is much too low. What do you want, woman? You are in a service station on the M4. Be glad there are clean loos and more or less hot food.

Granted, apart from the quantity, the breakfast is nothing to write home about. The fried bread is much too greasy and tastes faintly chemical, the tomato is unripe and not hot enough and the rasher of bacon is too greasy. The bangers on the other hand are absolutely perfect and the eggs are exactly right as well so I feast on those and leave the rest on the plate. The coffee with which I top everything off is not bad either, so after my little stop I’m ready to tackle the M4 again without falling asleep at the wheel. With little regret I leave the woman still complaining to her hubby. Hey, I know it’s not the Ritz. It’s a motorway service station and I never expect much from one of those, but it could have been a lot worse.

The rest of my journey down into Wiltshire is uneventful. In fact I arrive so early that I decide to do some grocery shopping in Devizes before going to the farm, where I rented a cottage. The sun is shining, the roads are mostly free of traffic, it’s sunny and I have a whole week before me in which to relax and laze about. What more can anyone wish for?

image: rob de frees

Wednesday, October 12, 2011

Kleurloos



Aan het tafeltje naast me zitten twee kleurloze heren, die ik op een jaar of 65 schat. De ene heeft een kleurloze baard en draagt een wit overhemd. De andere heeft een deegkleurig hoofd met kleurloos haar en een buikje hangt over zijn kleurloze broek. Ze hebben het over hun pensioen.

Kleurloze baard vertelt met een overdreven net accent dat hij zijn hele leven bij het ABP heeft gezeten. Eerst als gemeenteambtenaar en nu in het onderwijs. De andere man probeert geïnteresseerd te kijken en knikt en schudt met zijn hoofd op de momenten die hij denkt dat daarvoor geschikt zijn. Hij is vast ook leraar. Wij leraren zijn daar namelijk heel handig in. Schudden en knikken op het juiste moment.
Ik vraag me af of ik er inmiddels ook al zo kleurloos uitzie als de twee heren. Zou het onderwijs na verloop van tijd alle kleur uit je wegtrekken? Verdwijnt er, elke keer dat je kennis overdraagt aan leerlingen, ook een klein beetje van jezelf? Van je kleur, van je ziel, tot er op je 65ste niets anders meer over is dan een kleurloze schil? Heeft dat met het onderwijs te maken of gebeurt het bij elk beroep wanneer je dat maar lang genoeg uitoefent?

Ik zag net een foto in de krant van Job Cohen, die momenteel redelijk zwaar onder vuur ligt. Zijn kleur begint ook aardig op te raken. Wat zou hij zien wanneer hij ’s morgens in de spiegel kijkt?

Wanneer ik dat doe zie ik meestal nog genoeg kleur, al moet de kapper me daar soms mee helpen en weiger ik de deur uit te gaan zonder make-up. Ik heb nog minstens 10 jaar te gaan tot mijn pensioen, maar op een dag als vandaag, waarop een leerling me vertelde dat hij nog nooit zo’n goeie lerares heeft gehad, weet ik zeker dat ik voorlopig nog kleur genoeg heb. Morgen lopen de leerlingen vast weer op me te mopperen omdat ze te veel huiswerk hebben. Dan zuigen ze de kleur weer weg. Maar vandaag heb ik weer voor minstens een jaar voorraad gekregen. Zo kleurloos als die twee mannen ga ik niet worden. Nooit!

Thursday, August 11, 2011

Grumpy



You know you’re back in The Netherlands when

-         -  the guy at the customs office instructs you to wear your seatbelt (mind you, he’s not a policeman and     he’s not my keeper) even though his colleagues have put you in a lane where the window is on the wrong side of the car, so there is no way in hell you can hand the guy your passport if you have a seatbelt on. A friendly suggestion on his part would have been all right. It was the way he said it.

-         - you find a notice in your letterbox telling you there is a package for you at the post office which you can collect the next day after 10am, but when you go to collect it, the package isn’t there and the idiot teen behind the counter treats you like a piece of dirt when you are annoyed and want to know when it will be there. Of course, how did I have the audacity to ask?

-         - you are surprised when a person behind a counter treats you like a human being.
-          the people in the restaurant at the table next to you are speaking so loudly you can’t hear yourself think.

-         - your ears are being bombarded with the voice of the singer Jan Smit everywhere you go (and believe me, he’s a very bad singer).

-         - you have to wait for a long time before you can buy a ticket at the safari park and people are constantly trying to jump the queue and bump your legs with their push chairs.

-         - car drivers in a car park where there are lots of children running around want you to drive at least 50 mph and start blowing their horns when you refuse to go any faster than the 15 mph you’re allowed to.
-          you experience the same thing on the highway where the maximum is 80 mph and they want you to go even faster by signalling with their headlights and tailgating.

-         - you get the feeling that even in these troubled times you’d rather live in London.

-         - you break out in a rash again and are back to being a grumpy old woman.


Friday, May 06, 2011

Jantje Smit


Ze hebben nieuwe achtergrondmuziek in mijn favoriete koffieshop. Het was er al een tijdje rommelen met de muzak en we hadden de afgelopen weken al moeten leven met belegen James Last, jengelende accordeonmuziek en een vele decibels te hard staande Edith Piaf, maar gisteren spande de kroon. Gisteren werden we getrakteerd op Jantje Smit. Of Jan, zoals je tegenwoordig moet zeggen.

De koffieshop moet blijkbaar een authentiek Franse sfeer uitstralen, heeft de eigenaar bedacht, maar zoals zijn muziekkeus duidelijk laat zien, weet hij zelf niet precies welke muziek hij daarvoor moet uitzoeken. James Last had naar mijn gevoel helemaal niets met Frankrijk te maken, de accordeonmuziek moest beelden van knoflook en stokbrood oproepen, maar het enige dat het voor mij deed, was dat ik hevig begon te verlangen naar oordopjes.

Edith Piaf was meer in de richting, maar op de middag dat ik er was, stond het geluid zo hard, dat ik er een lichte gehoorbeschadiging van opliep. Ik moet toegeven dat het er misschien iets mee te maken had  dat ik niet van Edith Piaf hou, zeker niet wanneer het geluid te hard staat, maar aan het geklaag om me heen te horen, was ik niet de enige met dat probleem.

Gisteren werden we dus gefêteerd op Jantje Smit. Ik geef toe dat dat echt helemaal mijn stijl niet is en wanneer ik de kop van Jan zie, krijg ik al spontaan pukkeltjes, maar het wordt helemaal erg wanneer ik lekker rustig onder het genot van een kopje cappuccino een blogje probeer te schrijven.

Ik denk dat ik normaal gesproken best een prettige klant ben. Wanneer er een foutje wordt gemaakt, dan heb ik daar begrip voor, wanneer ik soms ergens lang moet wachten, ben ik altijd geduldig en pas wanneer men zich ten opzichte van mij onbeleefd gedraagt, wil ik zo hier en daar wel eens een sarcastische opmerking maken, maar daar blijft het dan toch meestal wel bij.

In dit geval lag het anders. Toen ik Jan voor de zoveelste keer het woord Parijs hoorde verkrachten tot het klonk als ‘Paraais’ met een enorme uithaal (het kan gewoon niet missen dat je met dat soort gebruik van je stembanden last van poliepen krijgt), begon ik zo langzamerhand het kookpunt te bereiken. Zoiets bouwt bij mij altijd heel langzaam en geleidelijk op, en wanneer de boel dan uiteindelijk ontploft, gebeurt dat wel op volle sterkte. Maar gelukkig, net toen ik op het punt stond mijn kop cappuccino te legen in de geluidsboxen waaruit Jantjes poliepen naar hartenlust verder kweelden, stond een grijze dame die met een vriendin aan het tafeltje naast mij zat, op. Ze liep naar de toonbank en vroeg beleefd of de muziek wat zachter mocht. Ik bewonderde haar zelfbeheersing, want bij mij spoot het vuur inmiddels uit mijn oren en ik denk dat ik het wel wat minder netjes zou hebben gedaan.

“Vindt u het niet mooi dan?” vroeg de serveerster, die duidelijk niet van plan was om Jan meteen tot zwijgen te brengen.

“Nou, nee,” zei de vrouw, “maar het staat ook zo vreselijk hard, dat we niet normaal met elkaar kunnen praten.”

De vrouw waarmee ze haar tafeltje deelde, begon heftig instemmend te knikken.

“Ik ben het helemaal met die mevrouw eens,” deed ik vanaf mijn plaats ook een duit in het zakje. “Ik kan mezelf niet eens horen denken.”

De serveerster haalde haar schouders op en draaide volumeknop een fractie terug.

“We hebben een nieuwe baas en die denkt dat hij hiermee meer klanten kan binnenhalen, maar ik word er ook gek van.”

“Als dit zo blijft, komen wij nooit meer terug,” riepen wij, de oude klanten, in koor.

“Nooit meer,” benadrukte de grijze dame nog eens, terwijl ze weer naast haar vriendin aan het tafeltje schoof.

“Ik zal het doorgeven, maar ik kan niks garanderen,” riep de serveerster haar nog na, nauwelijks verstaanbaar in het misbaar van de kwelende Jan.

Ik schrijf dit stukje in de garage waar mijn auto een halfjaarlijkse beurt krijgt. Zachtjes op de achtergrond speelt Gary Moore the Blues for Me. Ik word er niet vrolijk van, maar het is tenminste wel echte muziek.

Saturday, March 19, 2011

Techneut


Een paar dagen geleden vroeg een vriendin me of ik mee wilde gaan naar de ouderavond van haar zoontje die in de tweede klas van het VMBO zit en die dit jaar een leerweg moet gaan kiezen. Aangezien de keuzemogelijkheden voor de leek behoorlijk ingewikkeld zijn en ik zelf op een VMBO lesgeef, was het een logisch verzoek en ik vind het ook altijd leuk om op andere scholen rond te kijken, dus het mes sneed aan twee kanten.

Nadat we een kleine rondleiding hadden gekregen door het domein waar haar zoon waarschijnlijk in de komende jaren zijn lessen zou gaan volgen en ik er achter was gekomen dat de school weliswaar veel groter was dan de mijne, maar dat er wezenlijk geen enkel verschil was, werden we naar een enorme aula gestuurd, waar de eigenlijke voorlichting zou plaatsvinden.

Bij de deur werden we opgewacht door een kleine, parmantige man, in een smetteloos pak gestoken, die me een beetje aan de rijdende rechter deed denken, maar met minder gevoel voor humor. Hij overhandigde ons een handout met een pen zodat we aantekeningen zouden kunnen maken en wenste ons een prettige avond. We zochten een plaatsje vlak voor het podium zodat we alles goed zouden kunnen zien. Het duurde een poosje voor er wat ging gebeuren, dus we konden goed kijken wat er allemaal voor mensen binnenkwamen. Ook hier verschilde alles niet erg van mijn eigen school. Dezelfde giechelende jongelui, en dezelfde bijpassende ouders.

Klokslag acht werd het licht gedempt en kwam een grijze dame naar voren die de microfoon ter hand nam. Ze heette iedereen welkom (zover ging het nog goed) en vergastte ons daarna op een verhaal over drie kikkertjes. Het verhaal was uitermate geschikt voor de leerlingen van groep één van de basisschool, maar het veroorzaakte grote hilariteit onder de leerlingen die achter mij zaten, hoewel ik moet toegeven dat ze zich ondanks alles prima gedroegen en het gegniffel aardig binnensmonds wisten te houden. Het verhaal was bedoeld als opsteker voor de leerlingen, zodat ze straks met een goed gevoel over hun school weer huiswaarts zouden keren, maar ik denk niet dat er veel waren, die de werkelijke strekking begrepen, want ze hadden het te druk met lachen.

Toen het verhaal bijna afgelopen was, begon de microfoon flink op te spelen. Plotseling kwamen er allerlei knarsende en knallende geluiden, die niets te maken hadden met de kikkertjes, uit de luidsprekers. Elke keer dat er weer een raar geluid weerklonk, keek de grijze dame verstoord in de richting van waar zich waarschijnlijk een ruimte bevond waar zich technische zaken afspeelden, maar dit bleek niet erg te helpen, want de vreemde geluiden bleven voortduren en overstemden soms helemaal wat ze zei.

“Ik doe echt helemaal niets!” riep ze tenslotte in wanhoop uit, waarna ze te hulp werd gesneld door de rijdende rechter, die ons eerder bij de deur had begroet. Hij bleek de teamleider te zijn, die de eigenlijke voorlichting voor zijn rekening zou nemen.

Hij liet meteen zien wat een goede teamleider hij was, door de microfoon van de grijze dame over te nemen en uit te schakelen. Daarna produceerde hij als bij toverslag een andere microfoon en vertelde hij ons dat het nu veel beter zou gaan. We voelden ons meteen een heel stuk geruster, tot hij een kleine afstandsbediening uit de zak van zijn perfecte jasje haalde, op een knopje drukte, en de Powerpoint presentatie, die hij zo goed had voorbereid, niet bleek te werken.

Hij rommelde nog wat aan de afstandsbediening, maar er gebeurde helemaal niets.

“Meneer Van der Neut,” sprak hij even later in de microfoon, “kunt u alles even handmatig regelen?”
Hij was duidelijk gewend aan leiding geven.

Meneer Van der Neut was niet zichtbaar, maar zijn aanwezigheid maakte hij wel kenbaar door de eerste dia van de presentatie te vertonen. De teamleider slaakte bijna onhoorbaar een zucht van verlichting en begon zijn verhaal af te steken.

Toen hij duidelijk aan het eind van de eerste dia was gekomen, gebeurde er niets.

“Meneer Van der Neut, kunt u even de volgende dia laten zien?” vroeg hij.

Een paar seconden lang gebeurde er niets, maar toen verscheen inderdaad dia nummer twee. Het was duidelijk dat meneer Van der Neut er even in moest komen. De teamleider vervolgde zijn verhaal en toen hij bijna aan het eind van de dia was gekomen, schoof de presentatie zomaar helemaal uit zichzelf twee dia’s vooruit. Het was duidelijk dat meneer Van der Neut er nu echt zin in kreeg.

“Meneer Van der Neut, kunt u even een dia terug?” vroeg de teamleider, die dit soort dingen blijkbaar gewend was, want hij liet zich niet uit het veld slaan en bleef rustig. Onder dit soort omstandigheden wordt duidelijk wat de competenties van een echte teamleider zijn.

De presentatie ging een dia terug en de voorlichting werd vervolgd. De overige dia’s verschenen allemaal op min of meer het juiste moment zodat meneer Van der Neut niet langer hoefde te worden aangespoord. Ik vond dat jammer. Meestal zijn voorlichtingsavonden een lang en saai maar noodzakelijk kwaad. De teamleider kan daar niets aan doen. De school ook niet. Maar iedere school zou een meneer Van der Neut moeten hebben.

Tuesday, March 08, 2011

Pillen


Binnenkort ga ik naar het buitenland en aangezien ik inmiddels een dame van een zekere leeftijd ben, waar zo af en toe een pil moet worden ingestopt om de motor draaiende te houden, leek het mij niet onverstandig om even een medicijnpaspoort te gaan halen bij de apotheek. Het is namelijk niet ondenkbaar dat een hasjhond anders aan de grens mijn kleine voorraadje ergens anders voor aanziet dan voor wat het is. Mijn zus heeft al eens een keer zo’n kwijlend beest met zijn neus in haar handtasje gehad, en zoiets wil je toch liever zien te voorkomen.

Ik had al vaker zo’n paspoortje gehaald en het was altijd zo gepiept; even intikken in de computer en binnen een paar seconden spuugt een printer het paspoortje uit de daarvoor bestemde gleuf.

Ook in dit geval was het intikken zo gebeurd. Zelfs de printer deed wat hij moest doen en even later kwam de apothekersassistente me het papier overhandigen. Ze had het al keurig opgevouwen en wilde zich alweer tot de volgende klant wenden, maar zo snel liet ik met niet afschepen. Het zou niet de eerste keer zijn, dat ik met een fout artikel thuis kwam nadat ik me in de apotheek zomaar een gesloten zakje had laten overhandigen. Je ziet, op mijn leeftijd heb ik al meer meegemaakt.

Ik vouwde het formuliertje dus weer open en controleerde of alle gegevens juist waren. Mijn naam en adres klopten, dus zover leek alles goed te gaan. Ook de naam van de apotheek was de juiste. Je zou natuurlijk mogen veronderstellen dat dat logisch was, maar in deze tijd van hi-tech, Apple en lolcats weet je maar nooit. Het enige dat niet klopte was het lijstje met medicijnen. Er moesten drie dingen opstaan, maar er stonden er maar twee.

“Ik mis er één,” vertelde ik de assistente.

Ze keek wat zuur en nam het papier weer van mij aan, waarna ze omstandig het computerbeeldscherm begon te bestuderen.

“Tja,” zei ze na een tijdje rommelen met de muis, “u heeft inderdaad drie verschillende soorten medicijnen.”

Dat had ik haar net al verteld, maar natuurlijk moet tegenwoordig alles wat door een echt mens wordt gezegd, worden geverifieerd in de computer.

“Mooi,” zei ik. “Kunt u dan even een nieuwe voor me uitdraaien?”

Hier begon de opdracht aanzienlijk moeilijker te worden, dat was wel duidelijk.

“Nou,” zei ze aarzelend, “dat kan niet zomaar, want dat derde medicijn is iets wat u niet altijd hoeft te gebruiken.”

Ik haalde mijn schouders op. “Daar heeft u gelijk in,” zei ik, “maar ik moet het wel bij me hebben, want het kan zijn dat ik het nodig heb en wanneer ik het bij met heb moet het ook op het paspoortje staan, anders heeft het geen enkele zin dat ik het meeneem en kan ik aan de grens nog steeds problemen krijgen.”

Er werd een andere assistente bijgehaald. Deze keer iemand die iets ouder was, maar die duidelijk niet erg veel verstand had van computers. Er werd nog wat met de muis gemorreld en toen kwam er een jongeman bij, die het ook niet wist. Achter me hoorde ik andere klanten diepe zuchten slaken, maar ik was niet van plan het op te geven. De apotheek bevindt zich aan de andere kant van de stad en het kost me altijd veel tijd om er naar toe te gaan, dus ik was niet van plan voor zoiets onzinnigs terug te komen. De eerste assistente wierp een geïrriteerde blik in mijn richting, waarschijnlijk in de hoop dat ik zou zeggen het maar te vergeten, maar ik gaf geen krimp. Ik was niet van plan om zonder het paspoortje de apotheek te verlaten. Ik ben daar al jaren klant en het moest toch niet al te moeilijk zijn om een lijstje van mijn medicijnen uit te draaien.

“Misschien kunt u beter even bij uw huisarts langsgaan,” opperde de jongeman.

“Ik denk er niet over,” zei ik zeer beslist. Ik was niet van plan het pand te verlaten zonder mijn lijstje met DRIE medicijnen erop. “U kunt zien dat ik het gebruik, want alles staat in de computer, dus dan kunt u het ook uitdraaien.” Ik weet dan misschien niet erg veel van medicijnen, maar ik weet toevallig wel iets van computers.

De vrouw keek me nog eens aan en zag dat ik het meende. Ze pakte een telefoon op en even later verscheen de apotheker zelf. Hij keek naar mij, naar het scherm, drukte op een toets en de printer spuugde weer een A4-tje uit. Zonder iets te zeggen overhandigde hij het aan de eerste assistente, die het aan mij doorgaf. Ditmaal stonden er drie medicijnen op. Het waren nog de goede ook.

Binnenkort krijgen we een elektronisch patiënten dossier. Dat is voor onze eigen veiligheid, zegt men.

Sunday, February 27, 2011

Wattenstaafje


“Praat ik een beetje hard?” vraagt de caissière van de buurtsuper bij wie ik mijn boodschappen afreken.
Haar stem is inderdaad wat aan de luide kant, maar ik ben dat wel gewend van mijn leerlingen, die ongeveer dezelfde leeftijd hebben als dit meisje.

“Valt wel mee hoor,” stel ik haar gerust. Ik vind het wel prettig dat ze wat luider praat, want mijn gehoorleeftijd begint wat hoger te worden dan ik prettig vind en het is tegenwoordig lastig om iemand goed te kunnen verstaan in een rumoerige ruimte. Terwijl mijn boodschappen één voor één over het glazen ruitje worden gehaald, babbelt de caissière vrolijk verder.

“Ik wilde vanochtend even mijn oor schoonmaken met een wattenstaafje,” zegt ze, “en toen duwde ik zo hard dat mijn oor begon te bloeden.”

“Jakkes,” zeg ik meelevend.

“Zegeltjes?” vraagt ze.

Ik schud mijn hoofd terwijl ik haar een briefje van vijftig euro overhandig.

“Toen ben ik maar gauw even naar de dokter gegaan,” vervolgt ze, “want het leek me helemaal niet goed. Hij heeft er iets ingedaan, maar nu ben ik een beetje doof aan die kant. Het is net of er een propje inzit.”

Terwijl ze het wisselgeld in mijn hand uittelt, stel ik haar gerust.

“Het komt vast wel goed,” zeg ik glimlachend.

Ze kijkt me dankbaar aan en wenst me een prettig weekend. Soms heb je gewoon even een schouder nodig.

Tuesday, February 22, 2011

Komkommersalade


Vandaag leek het me lekker om komkommersalade te maken. Een paar dagen geleden had ik door de grootgrutter die op de kleintjes let een lading boodschappen laten bezorgen. Mijn kleintjes waren drastisch verminderd, maar mijn koelkast en provisiekast waren barstensvol en ik had keus uit verschillende soorten groenten, iets dat me niet zo heel vaak overkomt. Zoals gezegd, ik had dus zin in komkommersalade.

Wanneer ik zelf winkel, probeer ik altijd een komkommer te vinden die biologisch is geteeld en die dus niet is verpakt, maar de bezorgdienst van Appie had dat nou net niet in het assortiment zitten, dus de komkommer die ik op het punt stond te slachten, zat stevig verpakt in een soort plastic condoom, die strak om de komkommer leek te zijn heen gegoten.

Ik moet er eerst nog wel even bij vertellen, dat ik helemaal niets aan mijn handen mankeer. Mijn armen mogen dan zo langzamerhand te kort zijn geworden om nog te kunnen lezen zonder leesbril en mijn gehoorleeftijd is ook aardig wat hoger dan ik prettig vind, maar mijn vingers doen het nog best.
Ik greep dus de plastic verpakking bij een soort knoedeltje dat zich aan het uiteinde van de komkommer bevond, omdat ik dacht dat ik zo de verpakking heel gemakkelijk open zou kunnen scheuren, maar daarin vergiste ik me lelijk. Het plastic was veel sterker dan ik dacht en met geen mogelijkheid kreeg ik het opengetrokken.

Ik probeerde met mijn nagels het plastic open te scheuren, maar ook dat lukte niet al te best, hoewel dat niet zozeer aan het verpakkingsmateriaal lag, maar aan mijn vrijwel niet-bestaande nagels. Al van jongs af aan houd ik mijn nagels kort, omdat ze nooit mooi blijven; ze brokkelen en scheuren en zien er werkelijk niet uit als ik een poosje op een toetsenbord heb zitten rammen, dus mijn tweede mislukking met het plastic weet ik hieraan.

Ik begon inmiddels mijn geduld al aardig te verliezen en overwoog even om de komkommer op het aanrecht tot komkommermoes te meppen, maar dat zou het ding hoogstwaarschijnlijk ook niet van het plastic ontdoen, dus zag ik daar maar snel weer vanaf.

Een schaar was natuurlijk de oplossing!

Ik rommelde in de keukenla, maar geen schaar te vinden. Ik pijnigde mijn hersens over waar ik het ding het laatst had gezien, maar ik kon er met geen mogelijkheid opkomen en nog enig verder speurwerk leverde alleen mijn goede textielschaar op, die ik voor niets anders mag gebruiken dan voor het knippen van stoffen, dus ook dat bracht geen oplossing.

Ik zocht nog wat verder in de keukenla en vond een dun fileermes dat ik nooit gebruik omdat ik niet van vis hou. Ik zette de kat in de gang om ongelukken te voorkomen, nam de komkommer in de ene hand en het mes in de andere, en probeerde het plastic met de punt van het mes open te scheuren.

Eerst gebeurde er bijna niets. Het plastic bezat beslist industriële sterkte maar ik hield vol en verhoogde de druk en ineens schoot het mes door. Het scheurde door het plastic, halveerde de komkommer en bleef aan de andere kant, hoe kan het ook anders, in het plastic steken. Ik probeerde het mes weer terug te trekken, maar bereikte zo alleen maar dat het plastic begon te rafelen. Het hele zaakje schoot uit mijn handen over de pasgedweilde keukenvloer en liet een lang spoor van komkommervocht achter.

Het duurde minstens een half uur voor ik de troep weer had opgeruimd en de komkommer had ontdaan van de rafelige stukjes plastic. Toen ik voor het snijden van de komkommer een gewoon mes uit de keukenla wilde halen, zag ik de schaar, die al die tijd in het voorste vakje van de bestekbak had gelegen.

Volgende keer doe ik weer zelf boodschappen en koop ik weer een biologische komkommer. Eentje zonder verpakking.


Tuesday, January 25, 2011

Bureaucratie


Mijn zus had een nieuwe identiteitskaart nodig. Het was niet de eerste keer dat ze er één aanvroeg, want ze heeft net als ik inmiddels een zekere leeftijd bereikt en dan heb je dat soort dingen al vaker gedaan. Nu is het tegenwoordig mogelijk om via het internet een afspraak te maken zodat je meteen aan de beurt bent wanneer je op het gemeentehuis arriveert en aangezien mijn zus net als ik fulltime werkt, had ze dat natuurlijk netjes gedaan. Ook had ze de correcte pasfoto’s laten maken en had ze keurig haar oude ID-pas bij zich. Kortom, er kon niets misgaan, dacht ze. Tot ze zich precies op tijd bij de balie meldde.

Mijn zus noemde haar naam en deelde mede dat ze een afspraak had. Dat was prima in orde. Alles was zowaar goed doorgekomen. De pasfoto’s waren ook goed. Dat wil tegenwoordig nog wel eens misgaan, want je mag niet meer lachen en je oren moeten te zien zijn. Mijn zus had ook haar oude ID bij zich, maar daar begonnen de problemen, want dat bleek niet genoeg te zijn.

“Ik heb ook uw oude paspoort nodig,” zei de baliemedewerkster.

“Mijn oude paspoort heb ik in 1995 ingeleverd,” zei mijn zus, die op dat moment nog behoorlijk optimistisch was. “Sinds die tijd heb ik altijd een ID gehad, want ik heb geen paspoort nodig.”

“Er staat in de computer dat u nog steeds een paspoort heeft,” zei de medewerkster, die niet zo erg mee wilde werken. “U moet dat echt eerst inleveren voor ik u een nieuwe ID kan verstrekken.”

“Maar dat klopt niet,” probeerde mijn zus nog eens uit te leggen. “Ik heb in 1995 mijn paspoort ingeleverd, want dat moest ik toen doen om een ID te krijgen. Sinds die tijd heb ik iedere vijf jaar een nieuwe ID gehaald. Dat zou toch niet kunnen als ik het niet netjes had ingeleverd? Na 1995 heeft nooit iemand meer naar mijn oude paspoort gevraagd.”

“Het staat toch echt in de computer,” zei de mevrouw, die niet van plan was zich zomaar om te laten praten, “en de computer maakt geen fouten.”

“Nee,” beaamde mijn zus, “dat geloof ik best, maar mensen die gegevens invoeren doen dat wel en dat moet in dit geval gebeurd zijn. Hoe had ik die andere keren dan steeds zonder problemen een nieuwe ID kunnen krijgen?”

De mevrouw haalde haar schouders op.

“U moet eerst naar de politie om aan de geven dat uw paspoort vermist is,” zei ze, “en dan kunt u daarna met ons een nieuwe afspraak maken. Met het aangifteformulier kunt u dan een ID aanvragen.”
“Maar mijn paspoort is helemaal niet vermist!” Mijn zus begon nu redelijk wanhopig te worden. “Ik heb het bij jullie ingeleverd en als het vermist is, is dat dus bij jullie gebeurd, dus dan doen jullie maar aangifte.”

De mevrouw schudde zeer beslist haar hoofd.

“Zo werkt het niet. Er staat hier dat u een paspoort heeft en u kunt pas een ID krijgen wanneer u dat bij ons inlevert. Als u het niet meer heeft, is het vermist en dan moet u daarvan aangifte doen.”
Mijn zus stond met haar rug tegen de muur en het vuur spoot zowat letterlijk uit haar oren.

“Ik heb hier helemaal geen tijd voor,” probeerde ze nog, maar ook dat maakte geen enkele indruk.

“U kunt gewoon een nieuwe afspraak maken,” zei de mevrouw. Mijn zus zuchtte. Er zat niets anders op.

“Nou, laten we dat dan nu meteen maar even doen.”

“Oh, maar dat kan niet hoor,” sprak de mevrouw, “een afspraak maken kan alleen via het internet.”

“U kunt het toch gewoon even voor me op het internet zetten?” vroeg mijn zus nog, maar ze zag eigenlijk al meteen dat dat een volkomen overbodige vraag was. Er zat niets anders op dan maar naar het politiebureau te gaan.

“Waarmee kan ik u van dienst zijn?” vroeg de politieagent die bij de balie zat.

“Ik kom aangifte doen van de vermissing van mijn paspoort,” zei mijn zus.

De agent pakte een formulier dat speciaal voor dit doel bestemd was.

“Waar en wanneer bent u het document kwijtgeraakt?” vroeg hij.

“In 1995 op het gemeentehuis,” zei mijn zus.

De agent keek op van zijn formulier en begon toen hard te lachen.

“Is het weer zover?” vroeg hij. Mijn zus keek hem verbaasd aan.

“Nou ja,” legde hij uit, “we krijgen hier regelmatig mensen die aangifte komen doen van niet-vermiste paspoorten. Ze schijnen daar op het gemeentehuis nog wel eens een foutje te maken.”

“Wat moet ik nou doen?” vroeg mijn zus, die inmiddels ten einde raad was.

“Oh, ik schrijf gewoon even een aangifteformuliertje uit,” sprak de agent. “Kunt u meteen terug naar het gemeentehuis.”

“Als jullie nou weten dat het wel vaker fout gaat daar, kunnen jullie daar dan niets aan doen?” vroeg mijn zus.

De agent schudde zijn hoofd.

“Andere afdeling, hè, daar gaan we niet over.”

Hij overhandigde haar het papier.

“Ziezo,” zei hij. “U zou nu geen enkel probleem meer moeten hebben met het verkrijgen van een nieuwe ID.”

Toen mijn zus weer buiten stond bedacht ze zich dat de agent haar niet had gevraagd zich te identificeren. Volgende week heeft ze een nieuwe afspraak op het gemeentehuis.

Saturday, January 22, 2011

No Danger


Did you ever get the feeling that you got trapped in the middle of a Stephen King novel?

His books always start with quite ordinary situations, ordinary people going about their business, doing the things they usually do. Working in shops, bars, restaurants, schools and offices. In short, everything in his books is always so much like ordinary everyday life that anything scary which happens later is made all the more scarier because of that.

Last week an enormous chemical plant blew up at about fifteen miles from where I live. It started at about 2.30pm and I didn’t get to know about it until a friend of mine called me to ask if I was all right. It seemed the fire was totally out of control by then and explosions were seen and heard in rapid succession.

Fifteen miles is too far away to hear explosions from where I live, so I ran upstairs and from there I was able to see the fire from the spare room window. The sky was tinged orange and every time there was new explosion I could see the flare going up in the sky.

Back down again to switch on the telly and sure enough, live reports were being broadcast. They were telling us to keep doors and windows closed and to remain calm and keep watching the broadcast. The wind was in my direction, so at that time nobody knew more than that a big black billowing toxic cloud was heading my way and of course the way of the whole city of Dordrecht with its nearly 120,000 inhabitants. But, the presenter told us reassuringly, there is no need to worry, because there is no toxic material in the air.

Chemical plant? Big black clouds? Fire out of control and the wind in my direction and no danger? Yeah, right! Of course there was every reason to worry. Not because of the fire, because there is a very wide river between Dordrecht and Moerdijk where the fire was raging, but nobody seemed to know exactly what chemicals were stored in the plant, so obviously nobody knew what chemical reactions would be triggered in a fire.

I briefly considered getting into the car and driving away, but where could I go? South was out of the question, because that’s where the fire was, besides, by that time there was an enormous backlog of traffic because they had more or less closed down the motorway in that direction. North then? But no, that was where the cloud was headed and according to the news reports nobody had any idea how far and how wide it would spread. I could go east, but I don’t know many people there I could go to with the cat, which I obviously would have to take as well. Under no circumstances was I going to leave him behind. So I decided to stay until I knew more.

In the course of the evening the situation became worse. There was even talk of evacuation, but on the island where I live, they won’t start that until it’s absolutely necessary. I sincerely doubt if they could actually evacuate all the people off the island in case of a calamity, because there are only three motorways leading off it. Two across large bridges and one through a tunnel. There is a fourth route across a smaller and older bridge and there are a few small ferries, but nothing big enough to get thousands of people out at the same time. I decided ‘they who are in command’ were trying desperately to avoid people from panicking and were silently keeping their fingers crossed and hoping that things would not become as bad as could be feared.

Round about midnight the fire brigade started putting a foam blanket over the fire to get it under control and this caused more toxic clouds but considering the weather conditions it was the only thing they could do.

By then there was a decidedly nasty smell which could distinctly be noticed even with all the doors and windows closed, but all the roads from and to the island had by this time been closed down. People on Twitter were sending out the strangest messages, so I stayed up and watched the reports going on on the television, keeping my fingers crossed that at least a few people knew what they were doing.
They got it out. After a few hours most of the danger was over. It took the fire brigade until well into the next morning to extinguish everything completely, but by that time there were no new black clouds. I finally went to bed at about 3am, when the worst of the nasty smell was gone.

What we all breathed in that night remains a guess. The reports from ‘those in charge’ remained very evasive and we all have to believe there was never any danger at all. I guess we’ll know more in a few years time, when people who lived under the smoke from the fire will be getting strange diseases or start sprouting extra heads, which of course will have absolutely nothing to do with that at all.