Er zijn van die dagen dat iedereen die je tegenkomt, lelijk
is. Het begint al zodra je de deur uitstapt. Vierdubbele lillende onderkinnen,
openhangende natte lippen, uitgezakte achterwerken, naar beneden hangende
mondhoeken en de meest afschuwelijke kapsels.
Het valt me op dat de huidige mode ineens een asymmetrische
coupe blijkt te zijn. Bekijk je zo’n dame van links, dan is het een soort
Justin Bieber-hoofd, maar bekijk je haar van de andere kant dan ziet ze er uit
als Mireille Mathieu (voor wie zich die zangeres nog kan herinneren). Misschien
dat het goed staat bij een 17-jarige tiener, maar de vrouwen die ik er vandaag
mee zie lopen, zijn allemaal minstens van mijn leeftijd, met gerimpelde koppen.
Ze zien er stuk voor stuk uit of ze het zich door een opdringerige kapster
hebben laten aanpraten.
In de supermarkt is het zo druk dat je er letterlijk over de
koppen kunt lopen. Wat doe ik hier in vredesnaam op een zaterdag wanneer zo’n
beetje de helft van de bevolking net is teruggekomen van de wintersport en ze
allemaal voor een week boodschappen moeten inslaan? Ik worstel me via het
wijnschap naar de tandpasta en kom twee oudere vrouwen tegen met helder oranje
haar. Het moet nou toch echt niet gekker worden! Ronald McDonald is er niets
bij. Bij de groenten en het brood heb ik letterlijk mijn ellebogen nodig, maar
dan sta ik wonder boven wonder voor een lege kassa en kan ik meteen afrekenen. Ik
vlucht het winkelcentrum uit.
Wanneer ik even later thuis in de spiegel kijk, slaak ik een
zucht van verlichting. Zo lelijk als de meeste mensen vandaag waren, ben ik
gelukkig nog niet. Was mijn boodschappenuitje toch nog ergens goed voor …